Dhr. Jan de Vries

Tijdens de oorlog woonde ik aan de Hensbroekerweg G 200. Bij mijn ouders Cor de Vries en Bets de Vries-Groot. Daarna werd het Jan Glijnisweg 63, nu is het een pad naar de Omring. Mijn vader had een kruidenierswinkel. In de oorlog waren de meeste artikelen op de bon. Deze bonnen waren voor ons gezin een belasting. De binnengekomen bonnen moesten worden opgeplakt, soort bij soort.  De dinsdagavond werd hiervoor vrijgehouden. Tijdens het radioprogramma “De Bonte Dinsdagavondtrein” is er heel wat afgeplakt. In de vastentijd werd De Donderpreek van pater “Harry de Greef “opgezet”, je kunt je voorstellen hoe wij ( de kinderen 10, 9, en 8 jaar) ons voelden. Wij zaten te stoeien met plaksel en bonnen, wat een ramp. Opblijven was leuk, maar niet op deze manier. Tijdens deze avonden heb ik me voorgenomen om nooit kruidenier te worden.
Wij brachten ook een illegaal krantje weg, dat gebeurde één keer per week op verschillende dagen en natuurlijk op verschillende tijden. Dit krantje werd gedrukt in de hooiberg van de  boerderij van de fam. P. den Hartigh  aan de Middenweg, naast de Hervormde kerk. Deze familie is later geëmigreerd  naar Canada. Het illegale krantje is later het dagblad Trouw geworden.
Mijn ouders waren ook aangewezen om bepaalde producten te verkopen; ik denk dat het van de gemeente uitging. Het waren bv. dadels, die in grote rieten manden van ong. 50 kg. werden gebracht. De dadels waren aan elkaar geplakt en wij ( de kinderen) moesten alles van elkaar halen, met lepels. Daarna werd het verkocht per twee of drie ons. Ook kwamen er vaten met slaolie om te verkopen, meestal vier vaten van 100 liter tegelijk. Deze vaten werden in 14 dagen leeg verkocht.  De lege vaten werden ook weer opgehaald. Steeds werd er iets anders gebracht om te verkopen.
Een klein voorvalletje kan ik mij nog herinneren: ’s Zondags uit de kerk kwam er altijd een klant, die 5 pond soda moest hebben, je deed vroeger echt
alles voor de klant, maar dit werd mijn vader toch echt teveel en zei dat voortaan op zondag 10 cent meer gerekend zou worden, daarna kwam dezelfde klant op zaterdag.
Op een zondag tijdens de kerkdienst was er een fietsen- razzia. De Duitsers kwamen met een vrachtwagen en met een man of acht werden alle fietsen ingeladen en in beslag genomen, behalve van één kerkganger, Nic Sprenkeling had de moed om zijn stalen ros in de sloot bij bakker Rood te gooien.
De Familieschool werd ook gevorderd en kwam er een aantal dagen een verrijdbare afweergeschut  op het land van Klaas Dekker aan de Rustenburgerweg. Ook de verrijdbare gaarkeuken was aanwezig, deze stond op het land van Siem  Appelman. Er werd van alles verdeeld waaronder ook koolsoep, dat smaakte nergens naar en op “sokkenwater” leek.
Mijn ouders Cor en Bets de Vries-Groot zorgden ook in het geheim, voor een Joodse onderduikfamilie. Deze mensen zaten in een dekschuit die aan het Hensbroekerdijkje lag, richting Wogmeer. Deze Joodse mensen was de familie Goudsmit, familie van Lex Goudsmit (acteur).  Als de levensmiddelen werden gebracht moest alles in het diepste geheim en niet opzichtig gebeuren. Na de oorlog hebben mijn ouders nog verschillende keren contact gehad met deze familie.
Van de Hongerwinter had iedereen last, maar ook van de verschrikkelijke koude winter in 1945. Brandstof voor de kachel was er niet, maar de Kruisweg ( vanaf de Middenweg tot aan het Kruis) stond wel vol met bomen. In twee nachten, of er nu spertijd was of niet, waren alle bomen gekapt, er was heel veel hout om, voor veel gezinnen, de kachel weer te laten branden. Echter één boom midden op ’t Kruis, durfde niemand te kappen. In de boom liepen de kabels van elektriciteit en telefoon, dat was te riskant. Maar… vijf dagen later was ook deze reus geveld, alleen niet weggehaald hij bleef achter de bedrading hangen. Werklui van De Polder hebben op klaarlichte dag de boom weggehaald. Er bleven heel veel stronken over na het kappen van alle bomen, daar wist de schooljeugd wel raad mee. Op de slee een grote mand of kist en met de hakbijl en zaag gewapend werd alles in stukjes meegenomen. De schoorsteen moest blijven roken, want het was bizar koud. Het hout ging in een potkacheltje of vuurduvel, deze vuurduvel had een ijzeren plaat bovenop. Op deze plaat kon je bakken en ik ruik nog de platters die daarop gebakken werden, het was een warme lekkernij en als er stroop was werd dat er op gedaan. In 1964 werden er weer nieuwe bomen geplant op de Rustenburgerweg.
Dit zijn wat herinneringen van een jongetje van 10 jaar. Maar het meeste wat mijn vader Cor de Vries zo nu en dan vertelde.