“Cees Mul woonde bij zijn ouders Gert Mul en met Anna Wester op de Kruisweg H22 ofwel nu de Rustenburgerweg. Familie Mul had op het einde van de oorlog vier kinderen. De boerderij stond in een pad zo’n 100 meter vanaf de Rustenburgerweg. Mijn vader had een gemengd bedrijf met koeien, schapen en groenten wat hij verbouwde bij de boerderij. Tijdens de oorlog hadden zij evacués uit Den Helder, zij moesten vluchten omdat Den Helder gebombardeerd werd, omdat daar de thuishaven van de marine was. Gert Mul had twee gezinnen uit Den Helder die bij hen in de schuur woonden. De eerste familie Geertvliet kwam bij hen, doordat Gert Mul met paard en wagen op de Middenweg reed en daar een huilende vrouw met kind zag lopen. Deze vrouw vertelde dat zij niet welkom op het adres was, waarschijnlijk omdat ze een gehandicapt kind bij zich had, het adres had zij gekregen van een kerkelijk genootschap uit Den Helder. Gert Mul heeft zich om de vrouw met kind bekommerd en mee naar huis genomen. Later is ook de man van die mevrouw bij hen ingetrokken. De andere evacués familie van der Reyden kwam ongeveer een half jaar later; zij waren familie van familie Geertvliet. Familie van der Reyden had twee zoons Ton en Henk en ook zij konden in de hooiberg en in de schuur wonen. Ze moesten wel uitkijken dat ze niet te veel in ‘t zicht liepen van de Duitsers die in de luchtschutbunker gehuisvest waren, die op zo’n 300 meter van hen af stond. Vader van de Reyden zat bij de marine. Pas na de oorlog werd hij herenigd met zijn vrouw en kinderen, omdat hij uitgezonden was ergens bij Indonesië. Beide families hebben aan het einde van de oorlog samen een huis toegewezen gekregen van de gemeente in een huurhuis aan de Rustenburgerweg. Ook kwamen er veel mensen langs om eten. Eén ervan, Jan Wijers uit Haarlem, kwam met de bakfiets om eten. Als dank voor het eten dat hij gekregen had tijdens de moeilijke hongerwinter, voor hem en zijn familie had hij in de oorlog een schilderij gemaakt van de boerderij (zie foto). De familie Mul heeft nog steeds contact met de kinderen van beide families die bij hen waren. Ook werd er bij diverse slagers in de avond koeien en schapen geslacht bij hen in de schuur. Het moest allemaal geheimzinnig gedaan worden, want het was verboden om zelf thuis vee te slachten, de resten van het slachten werd gelijk in het land in een kuil gegooid en dicht gegooid, zodat er niets meer te vinden was. Eén keer kwam er een jeep met Duitse soldaten het pad oprijden en doorzochten de schuur. Gelukkig vonden ze de verstopte dieren- huiden niet; die lagen verstopt op de zolder van de schuur.
Ook hadden zij een onderduiker genaamd Hannes Kool , toen ongeveer zestig jaar uit IJmuiden, die ook familie was van de evacués die er al woonden. Hij sprak heel goed Duits, omdat hij was getrouwd met een Duitse die toen al was overleden. Hij had een radio verstopt tussen de bieten, hij luisterde naar de Duitse zenders en hield ons op de hoogt van de gebeurtenissen die via de radio vermeld werden. Het leuke was nog dat er twee paarden werden gevorderd en naar Alkmaar gebracht moesten worden. Onze onderduiker Hannes Kool zei: ‘Ik breng die paarden wel naar Alkmaar ‘ en wat dacht je ,omdat hij zo goed Duits kon spreken, kwam hij terug met vier zakken steenkool en jawel de twee paarden.”